zondag 29 januari 2012

Ken ik u?

Van mijn vader kreeg ik onderstaande column van Adrian Verbree. Met opruimen kwam ik 'm weer tegen, en vond dat ik 'm moest delen. Daaronder heb ik twee muzieknummers opgenomen die hetzelfde thema hebben. Keith Green zingt zijn prachtige versie van Mattheus 25 de gelijkenis van Jezus over de schapen en bokken. Brian Doerksen/Wendy O'donnel roepen op tot een keus, die je niet moet uitstellen tot het te laat is!
Maar eerst Adrian Verbree.

Ken ik u?
Het was een gewone dag met een oktoberlucht die niet wist te kiezen tussen grijs of blauw. Het was fris, maar tussen het dwarrelend blad fladderde nog een dagpauwoog. Er waren geen bliksemflitsen, er verscheen niets op youtube en zelfs in Rijssen gleden geen vreemde beesten uit de brievenbussen. Maar om half twee 's middags dacht de atheïst: oh, mijn god! en de paus: Oh, mijn God!
Hij was terug. Op de wolken, uit de mist of uit de blauwe hemel, dat deed er niet toe: Hij was er. Heuvels bleken onverzettelijk en in bergen was geen beweging te krijgen. Ook kelders voldeden niet. Meteen gooiden velen het over een andere boeg. Juichend gingen ze Hem tegemoet, vanuit en in alle richtingen; de natuurkundigen bleken gelijk te hebben: er doken onverwachte dimensies op. Terwijl een leger engelen de menigte in goede banen leidde, riep men, de een nog harder dan de ander: "Mijn God, mijn God!" Ze riepen het elkaar toe: "zie je wel, er was wel een God! Man, mens, wat ben ik blij dat ik mijn geloof in Hem nooit echt vaarwel heb gezegd."

De engelen moeten een of ander onzichtbaar scheidingssysteem hebben gehanteerd, want nu ik er aan terugdenk: er was geen niet-gelovige te bekennen. Later volgde nog een nadere scheiding. De engelen wezen: gelovigen links, christenen rechts. 
Deze instructie wekte enige verwarring, maar als iemand zichzelf onjuist had gepositioneerd, leidde een engel hem of haar behulpzaam naar de juiste rij. De rij gelovigen groeide, terwijl de rij christenen wel groeide, maar niet langer werd, een detail waar ik geen vat op kreeg. Waar al die christenen bleven, weet ik niet, maar de gelovigen kwamen voor een troon, die eruit zag als iets wat leek op een ijskristal, maar dan anders. Vergeef mij dat ik mij niet helderder uitdruk; mijn woordenschat is hier niet op berekend.

Voor de troon verklaarde men om strijd dat men altijd in God had geloofd en dat men nu op Hem rekende. Deze verklaringen maakten hoegenaamd geen indruk op de man op de troon. Met een rust die iets ongenaakbaars had, gaf hij de roepers te verstaan dat God, over wie Hij consequent sprak als 'Mijn Vader', niet aanwezig was. "Maar wie bent u dan?" riep de menigte verbijsterd. De man nam een boekrol uit de hand van een engel naast zijn troon, rolde die af en las: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde." Hij liet de rol een poos door zijn handen glijden en las toen nog twee passages. De eerste luidde: "Niemand komt tot de Vader dan door Mij" en de tweede: "De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar Hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd". Hij sloot de rol en zei: "Laat ons ter zake komen: Ken ik u ergens van?"
Toen ik nog predikant in Groningen was, antwoordde een ouderling eens aan een jongen die geen band met Christus had, maar beweerde dat hij 'wel geloofde': ach mien jong, 'loven' dat doun baiten ook, maar je hebben er niks an'. Suikerbieten hebben een grote bos waardeloos loof.
Hoe is mijn band met Christus? Hij gaat ons, gelovigen, oordelen. Niet zijn Vader.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...